Mali, Burkina Faso en Niger hebben hun terugtrekking uit het Internationaal Strafhof (ICC) aangekondigd. De drie landen beschuldigen het hof van het toepassen van 'neo-koloniale onderdrukking' en selectieve rechtspraak. Deze beslissing markeert een significante verschuiving in de relatie tussen deze West-Afrikaanse landen en internationale justitie-instellingen. De drie landen, die sinds 2020 tot 2023 militaire regimes aan de macht hebben na opeenvolgende staatsgrepen, hebben hun lidmaatschap van het ICC opgezegd, dat sinds 2002 ernstige misdrijven zoals genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid vervolgt.
De landen stellen dat het hof zich niet in staat heeft getoond om oorlogsmisdaden adequaat te behandelen en te vervolgen, en dat het zich richt op minder bevoorrechte landen. Dit standpunt wordt gedeeld door critici zoals de Rwandese president Paul Kagame, die het ICC eerder beschuldigde van een anti-Afrikaanse bias. De terugtrekking, die een jaar na officiële kennisgeving aan de Verenigde Naties van kracht wordt, volgt op eerdere soortgelijke beschuldigingen die leidden tot hun vertrek uit de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS). De drie naties hebben de handen ineengeslagen en de Alliantie van Sahelstaten (AES) opgericht, wat duidt op een groeiende samenwerking en een verlangen naar meer soevereiniteit.
Deze landen hebben hun banden met westerse partners, waaronder voormalig kolonisator Frankrijk, verbroken en zoeken toenadering tot landen als Rusland voor militaire en politieke samenwerking. Rusland, wiens president Vladimir Poetin een arrestatiebevel van het ICC heeft, wordt gezien als een belangrijke nieuwe bondgenoot. De militaire samenwerking tussen Rusland en de Sahel-landen, waaronder de inzet van het 'Africa Corps' (voorheen Wagner Groep), intensiveert zich.
Mensenrechtenactivisten en VN-experts hebben zorgen geuit over de mogelijke gevolgen van deze terugtrekking. Zij waarschuwen dat dit de internationale controle kan verminderen en de bescherming van burgers kan verzwakken, met name in een regio die kampt met aanzienlijk geweld door jihadistische groeperingen en beschuldigingen van oorlogsmisdaden tegen zowel strijdende partijen als pro-regeringsmilities. Hoewel de nationale autoriteiten in Mali en Burkina Faso onderzoeken hebben ingesteld naar deze beschuldigingen, zijn er nog geen publieke conclusies bekendgemaakt.
De drie landen geven aan eigen 'inheemse mechanismen voor de consolidatie van vrede en gerechtigheid' te willen ontwikkelen, in lijn met hun maatschappelijke waarden en met een nadruk op soevereiniteit en het bestrijden van straffeloosheid. Deze stap roept echter vragen op over de universaliteit van mensenrechtennormen en de effectiviteit van binnenlandse verantwoordingsmechanismen in deze landen. De beslissing van Mali, Burkina Faso en Niger om het ICC te verlaten, weerspiegelt een bredere trend van Afrikaanse landen die internationale instellingen in twijfel trekken en zich distantiëren van vermeende westerse invloed en selectieve rechtspraak.