De regering van president Trump heeft zich tot het Amerikaanse Hooggerechtshof gewend in een poging een federale uitspraak ongedaan te maken die de meeste van haar importtarieven ongrondwettelijk verklaarde. De zaak draait om de vraag of de president, onder de International Emergency Economic Powers Act (IEEPA), de bevoegdheid heeft om dergelijke brede tarieven op te leggen zonder expliciete goedkeuring van het Congres.
Op 29 augustus oordeelde het U.S. Court of Appeals for the Federal Circuit, met een meerderheid van 7-4, dat president Trump zijn bevoegdheden te buiten ging. Het hof stelde dat de IEEPA, een wet uit 1977 die de president de macht geeft om economische sancties op te leggen in geval van een nationale noodsituatie, geen expliciete bevoegdheid verleent voor het opleggen van tarieven. De rechtbank benadrukte dat de grondwet de macht om belastingen, inclusief tarieven, op te leggen exclusief aan de wetgevende macht toekent.
Solliciteur-Generaal D. John Sauer, die namens de regering optreedt, argumenteerde dat de tarieven essentieel zijn voor de nationale veiligheid en economische stabiliteit. Hij stelde dat de tarieven handelsovereenkomsten bevorderen, inkomsten genereren en de binnenlandse productie en militaire paraatheid ondersteunen. Sauer waarschuwde dat het ontzeggen van de tariefbevoegdheid de natie zou blootstellen aan handelssancties zonder effectieve verdediging en Amerika terug zou werpen naar de rand van economische catastrofe.
De Trump-administratie heeft het Hooggerechtshof verzocht de zaak met spoed te behandelen, met een deadline voor een beslissing over het al dan niet horen van de zaak op 10 september en met mondelinge argumenten in de eerste week van november. Deze versnelde procedure is bedoeld om snel duidelijkheid te verschaffen over een cruciaal onderdeel van het economische beleid van de regering.
De tarieven blijven van kracht tot ten minste 14 oktober, in afwachting van de beslissing van het Hooggerechtshof. De juridische strijd benadrukt de fundamentele constitutionele vraag over de machtsbalans tussen de uitvoerende en wetgevende takken met betrekking tot handelsbeleid. De uitkomst van deze zaak zal de toekomstige reikwijdte van de Amerikaanse handelsbevoegdheden en de checks and balances binnen de overheid aanzienlijk vormgeven.
Kleine bedrijven en een groep staten hadden de wettigheid van deze orders aangevochten, met het argument dat de president zijn bevoegdheden te buiten ging. De uitspraak van het hof van beroep bevestigde een eerdere beslissing van het U.S. Court of International Trade, dat oordeelde dat de tarieven illegaal waren. De zaak heeft geleid tot onzekerheid op de wereldmarkten en kan de prijzen van technologieproducten aanzienlijk hebben beïnvloed, met een mogelijke impact van 123 miljard dollar op de consumentenuitgaven.
Als het Hooggerechtshof de regering in het gelijk stelt, zou dit de uitvoerende macht in het handelsbeleid uitbreiden. Een uitspraak die het besluit van het hof van beroep bevestigt, zou de wetgevende autoriteit versterken en een precedent scheppen voor het beperken van unilaterale tariefmaatregelen.