De districtsrechtbank van Warschau heeft op 16 oktober 2025 een bepalend vonnis uitgesproken in het internationale onderzoek naar de sabotage van de Nord Stream-gaspijpleidingen, een incident dat plaatsvond in september 2022. Rechter Dariusz Lubowski verwierp het verzoek van Duitsland tot uitlevering van de Oekraïense staatsburger Volodymyr Z. Deze verdachte was op 30 september 2025 gearresteerd op basis van een Europees arrestatiebevel. Deze beslissing markeert een significant keerpunt in de juridische afhandeling van de complexe en politiek geladen zaak.
De voornaamste reden voor de weigering lag naar verluidt in de onvoldoende onderbouwing en het algemene karakter van het bewijsmateriaal dat door de Duitse autoriteiten was aangeleverd. Tymoteusz Paprocki, de advocaat van de gedetineerde, bestempelde het vonnis als een van de meest gewichtige in de geschiedenis van de Poolse jurisprudentie. Hij benadrukte met klem dat Oekraïense burgers niet vervolgd mogen worden voor acties die zijn ondernomen in het kader van de strijd tegen de agressor. Paprocki trok tevens de rechtvaardigheid van het Duitse proces in twijfel. Dit oordeel onderstreept de cruciale rol van procedurele zuiverheid van dossiers, zeker bij zaken met zulke ingewikkelde geopolitieke implicaties.
De Poolse premier Donald Tusk verleende onmiddellijk zijn steun aan de uitspraak van de rechtbank. Hij verklaarde de zaak als afgesloten en herhaalde zijn eerdere standpunt dat het uitleveren van de verdachte “tegen de belangen van Polen” zou zijn. Tusk had deze mening reeds kenbaar gemaakt aan zowel de voormalige Duitse bondskanselier Olaf Scholz als aan president Volodymyr Zelensky. De beschadiging van de pijpleidingen in de Oostzee, nabij het eiland Bornholm in september 2022, blijft een centraal punt van internationale aandacht en debat.
Het besluit in Warschau staat niet op zichzelf binnen de context van dit onderzoek. Een dag eerder, op 15 oktober 2025, had het Hooggerechtshof van Italië eveneens een uitleveringsbesluit ten aanzien van een andere Oekraïense burger, Serhiy Kuznetsov, vernietigd op basis van vergelijkbare aanklachten. Dit wijst op een zich ontwikkelende juridische houding in Europa ten aanzien van dergelijke verzoeken. Duitse onderzoekers verdenken Volodymyr Z. ervan explosieven te hebben geplaatst en legden een verband tussen de sabotage en een pro-Oekraïense groepering, hoewel zij geen directe betrokkenheid van het officiële Kyiv hebben geclaimd.
Rechter Lubowski merkte naar verluidt op dat een aanval op de infrastructuur van een tegenstander, uitgevoerd in het kader van een “rechtvaardige, defensieve oorlog”, niet als een misdaad kan worden beschouwd. Deze uitspraak weerspiegelt een diepgaande heroverweging van de juridische beoordeling van gebeurtenissen in het licht van de aanhoudende confrontatie. De uitspraken in zowel Polen als Italië vestigen een precedent dat de internationale samenwerking in dit gevoelige dossier aanzienlijk compliceert en de geopolitieke spanningen rond de Nord Stream-sabotage verder accentueert, wat de noodzaak van heldere juridische kaders in tijden van conflict benadrukt.