Diep onder de majestueuze Fuji, in het hart van het Aokigahara-bos, ligt de Narusawa-grot. Dit fascinerende natuurlijke fenomeen is een lavabuis die is ontstaan door de lavastromen van de uitbarsting van de Fuji in 864 na Christus. De grot is een van de drie grootste grotten in de regio, naast de Vitri Fugaku-grot en de Kazani-grot van Sai Lake.
Met een lengte van ongeveer 150 meter en een hoogte van 3,6 meter biedt de Narusawa-grot een uniek inzicht in de geologische geschiedenis van het gebied. De constante temperatuur van iets meer dan 3 graden Celsius binnenin de grot draagt bij aan de vorming van indrukwekkende stalactieten en stalagmieten. Vooral in de winter en het vroege voorjaar zijn deze formaties, met lavastalagmieten die een dikte van wel 0,5 meter kunnen bereiken en een hoogte van bijna 3 meter, op hun mooist.
Historisch gezien had de grot een praktische functie als natuurlijke koelkast. Hier werd ijs opgeslagen en zijderupsenkokons bewaard tijdens de koudere maanden. Het water dat van de grotwanden druppelt, voedt de groei van de stalactieten en stalagmieten, die samenkomen in het midden van de grot. De Narusawa-grot herbergt ook de overblijfselen van oude bomen, die bedolven raakten onder de lava tijdens de uitbarsting van 864 na Christus.
Deze lavatunnel strekt zich 800 meter ten oosten van de veel diepere Vitri Fugaku-grot uit. De Vitru-grot staat bekend om zijn dichte basaltwanden die geluid absorberen, wat een serene stilte creëert. Dit staat in contrast met de Narusawa-grot, waar de waterafzettingen voor geluidsreflectie zorgen.
De vorming van de Narusawa-grot is een direct gevolg van de Jōgan-uitbarsting van de Fuji in 864 na Christus. Deze uitbarsting creëerde niet alleen de lavavelden die nu bedekt zijn met het Aokigahara-bos, maar veranderde ook het landschap ingrijpend door een deel van het toenmalige Senoumi-meer te splitsen in de huidige Saiko- en Shōjiko-meren. De grotten, waaronder Narusawa, Fugaku Wind Cave en Lake Sai Bat Cave, zijn in 1929 aangewezen als natuurmonumenten van Japan, wat hun unieke geologische waarde onderstreept.
De gemiddelde temperatuur van 3°C in de grotten, ongeacht het seizoen, benadrukt hun rol als natuurlijke koelkasten. Deze functie werd tot in de vroege 20e eeuw benut voor de opslag van ijs en zijderupsenkokons.