Oorsprong van Germaanse, Italische en Keltische talen: een taalkundige update van 2025
De Germaanse, Italische en Keltische talen, allemaal takken van de Indo-Europese taalfamilie, fascineren taalkundigen al eeuwenlang. Toen het Germaans voor het eerst in de tweede eeuw na Christus schriftelijk verscheen, bestond het als een enkel runenschrift en taal, die sterk leek op het Proto-Germaans. Deze taal werd gesproken rond het schiereiland Jutland en zuidwaarts richting de Alpen. Taalkundigen schatten het ontstaan van het Proto-Germaans tussen 500 voor Christus en 2000 voor Christus, voortkomend uit dialecten die werden meegebracht door de strijdgroepen van de touwbekercultuur.
Italische talen, waaronder Latijn, Oskisch en Umbrisch, waren al uiteengelopen toen ze voor het eerst werden opgeschreven. Aangenomen wordt dat het Proto-Italisch vóór 1000 voor Christus in Italië is ontstaan, op basis van vroege Italische inscripties die daar zijn gevonden. De oorsprong van het Proto-Keltisch wordt betwist, met theorieën die variëren van de Atlantische kust tot de Oostenrijkse Alpen. Een prominente theorie suggereert het Frans-Duitse grensgebied vanwege de hoge concentratie van Keltische plaats- en riviernamen.
Rivieren zoals de Main en de Maas zijn vernoemd naar Keltische goden, en de Neckar is waarschijnlijk afgeleid van de Keltische wortel "nik", wat "wild water" betekent. De woordenschat van het Proto-Keltisch mist maritieme termen, wat suggereert dat de sprekers geen zeevaarders waren; taalkundige David Stifter merkt op dat ze woorden voor 'schip' en 'zeil' leenden. Germaans, Keltisch en Italisch delen een gemeenschappelijke afkomst, wat blijkt uit grammatica, uitspraak en kernwoordenschat. Recent genetisch bewijs ondersteunt de Italo-Keltische hypothese, wat suggereert dat er een nauwere relatie is tussen Italische en Keltische talen, terwijl de Italo-Germaanse hypothese wordt ontkracht.