Internationaal Gerechtshof acht klimaatactie juridische verplichting
Op 23 juli 2025 heeft het Internationaal Gerechtshof (ICJ) een adviserende opinie uitgebracht waarin staat dat landen een wettelijke verplichting hebben om klimaatverandering aan te pakken. De uitspraak benadrukt dat het nalaten van actie een schending van het internationaal recht kan vormen.
Initiatief en steun
De eilandnatie Vanuatu leidde de zaak, gesteund door meer dan 130 landen, nadat het in september 2021 aankondigde een adviserende opinie aan te vragen. Het initiatief werd geïnspireerd door de jongerengroep Pacific Island Students Fighting Climate Change. Op 29 maart 2023 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een resolutie aan waarin om de opinie werd verzocht.
Inhoud van de uitspraak
Het ICJ stelt dat staten de plicht hebben het milieu te beschermen tegen uitstoot van broeikasgassen en met de nodige zorgvuldigheid en samenwerking te handelen. Dit omvat de verplichting om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C boven het pre-industriële niveau, zoals vastgelegd in het klimaatakkoord van Parijs. Het hof benadrukte dat een schone, gezonde en duurzame omgeving een mensenrecht is.
President van het ICJ, Yuji Iwasawa, verklaarde dat broeikasgasemissies "ondubbelzinnig worden veroorzaakt door menselijke activiteiten". Hij voegde eraan toe dat het niet nemen van passende maatregelen een internationaal onrechtmatige daad kan vormen en noemde de klimaatcrisis "een existentieel probleem van planetaire proporties dat alle vormen van leven en de gezondheid van onze planeet in gevaar brengt".
Gevolgen en reacties
VN-secretaris-generaal António Guterres noemde de uitspraak een historische overwinning. Hij benadrukte dat het een overwinning is voor de planeet, klimaatrechtvaardigheid en de kracht van jongeren.
Hoewel de opinie van het ICJ niet bindend is, heeft deze juridische en politieke gewicht. De uitspraak kan leiden tot meer juridische acties tegen vervuilende bedrijven en overheden en kan landen aanmoedigen om ambitieuzere klimaatdoelen te stellen. Het hof stelde dat landen die hun klimaatafspraken schenden, verplicht kunnen worden tot herstelbetalingen.
De uitspraak benadrukt dat geïndustrialiseerde landen een juridische verplichting hebben om het voortouw te nemen in de bestrijding van klimaatverandering, gezien hun grotere historische verantwoordelijkheid voor emissies.