Op 23 juli 2025 heeft het Internationaal Gerechtshof (ICJ) een historische adviserende opinie uitgebracht waarin wordt vastgesteld dat landen onder internationaal recht verplicht zijn om klimaatverandering tegen te gaan en de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. De uitspraak benadrukt dat het falen van staten om adequate maatregelen te nemen om het klimaat te beschermen, kan worden beschouwd als een schending van het internationaal recht, wat kan leiden tot juridische aansprakelijkheid, inclusief compensatie voor landen die ernstig worden getroffen door klimaatverandering.
De uitspraak, die werd geïnitieerd door Vanuatu en ondersteund door meer dan 130 landen, benadrukt de verantwoordelijkheid van staten om samen te werken om klimaatschade te voorkomen. De uitspraak van het ICJ is een belangrijke stap voorwaarts voor de jeugd, die zich steeds meer zorgen maakt over de gevolgen van klimaatverandering voor hun toekomst. Uit onderzoek blijkt dat jongeren zich vaker angstig en machteloos voelen over de klimaatcrisis, en dat dit hun mentale gezondheid kan aantasten. De uitspraak van het ICJ geeft jongeren hoop dat er eindelijk actie wordt ondernomen om de klimaatverandering aan te pakken en hun toekomst te beschermen.
De secretaris-generaal van de VN, António Guterres, verwelkomde de historische beslissing in een videoboodschap en noemde het een overwinning voor onze planeet, voor klimaatrechtvaardigheid en voor de kracht van jonge mensen om een verschil te maken. Vishal Prasad, directeur van Pacific Islands Students Fighting Climate Change, merkte op: “Vandaag hebben de kleinste landen ter wereld geschiedenis geschreven. De beslissing van het ICJ brengt ons dichter bij een wereld waar regeringen hun juridische verantwoordelijkheden niet langer kunnen negeren. Het bevestigt een eenvoudige waarheid van klimaatrechtvaardigheid: degenen die het minst hebben gedaan om deze crisis aan te wakkeren, verdienen bescherming, herstelbetalingen en een toekomst”.
Het ICJ benadrukte dat staten de plicht hebben om het milieu te beschermen tegen de uitstoot van broeikasgassen en met de nodige zorgvuldigheid te handelen om aan deze verplichting te voldoen. Dit omvat de verplichting onder de Overeenkomst van Parijs om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C boven het pre-industriële niveau. Het niet nakomen van deze verplichtingen kan leiden tot juridische verantwoordelijkheid en kan vereisen dat de onrechtmatige gedraging wordt gestaakt en dat schade wordt vergoed. Deze uitspraak is een krachtig signaal aan de wereld dat klimaatbescherming niet langer een vrijwillige inspanning is, maar een juridische en morele plicht jegens de huidige en toekomstige generaties.