Een grootschalige studie, waaraan 17 nationale en internationale instituten deelnamen, heeft uitgewezen dat continentaal Ecuador de thuisbasis is van 1.260 niet-inheemse plantensoorten. Van deze zijn 770 exclusief gecultiveerde soorten, terwijl 486 verwilderde populaties hebben en vier een onbekende status hebben. De onderzoekers van het Nationaal Instituut voor Biodiversiteit (INABIO) en de Universidad Espíritu Santo benadrukken de aanzienlijke aanwezigheid van geïntroduceerde flora in het land.
Van de verwilderde populaties zijn 255 soorten als genaturaliseerd geïdentificeerd, wat betekent dat ze zich zelfstandig kunnen voortplanten en in stand houden. Deze niet-inheemse planten vertegenwoordigen ongeveer 2,6% van de continentale flora van Ecuador, die naar schatting rond de 18.600 inheemse soorten omvat. De studie toonde aan dat een aanzienlijk deel van 79% van deze niet-inheemse soorten lokale toepassingen heeft, voornamelijk als sierplanten (42%) en medicinale planten (38%). Andere toepassingen omvatten voedselgewassen, veevoer, bosbouw en traditionele doeleinden.
De introductie van niet-inheemse soorten, vaak door menselijke activiteiten zoals handel en tuinbouw, vormt een van de grootste bedreigingen voor de biodiversiteit wereldwijd. Deze invasieve soorten kunnen de oorspronkelijke flora en fauna verdringen, ecosystemen veranderen en zelfs bijdragen aan het uitsterven van inheemse soorten. Wereldwijd zijn biologische invasies erkend als een belangrijke bedreiging voor de biodiversiteit, de menselijke gezondheid en economieën, waarbij invasieve niet-inheemse soorten betrokken zijn bij 60% van de gedocumenteerde wereldwijde uitstervingen. De voortdurende toename van nieuwe introducties wereldwijd onderstreept de urgentie van dergelijke catalogiseerinspanningen.
De families met de meeste niet-inheemse soorten in Ecuador zijn Poaceae (16%), Asteraceae (10%) en Fabaceae (9%). Ongeveer 60% van de soorten is afkomstig uit Azië en/of Afrika, en 67% zijn kruidachtige planten. De vroegste introducties dateren uit het einde van de 18e eeuw, met een exponentiële toename vanaf ongeveer 1915. Slechts 13% van de soorten heeft een minimale verblijftijd van meer dan 125 jaar. De Andesregio herbergt het hoogste aantal soorten (93%).
Bijna 80% van de niet-inheemse soorten heeft gedocumenteerde toepassingen, waarvan sierplanten (42%) en medicinale planten (38%) het meest voorkomen. Dit, in combinatie met een langere verblijftijd, vergroot de kans op naturalisatie. Deze catalogus dient als een essentiële strategische tool voor het voorkomen van de intrede van nieuwe invasieve soorten, het prioriteren van controle- en uitroeiingsacties, het verminderen van risico's voor de gezondheid en voedselzekerheid, en het beschermen van productieve sectoren zoals landbouw, veeteelt en toerisme. Het versterkt ook de naleving van internationale verplichtingen op het gebied van biodiversiteitsbehoud.